|
3340 |
F |
i |
|
Marrigje BREEDIJK [scrapbook]-4237 was born on 29 Nov 1920 in Krimpen Aan De Lek. She died on 16 Feb 2017. She was buried in Krimpen Aan De Lek, Begraafplaats Molenweg. |
|
|
|
|
|
|
Marrigje married Willem Marcellis BOON-4242. Willem was born on 11 Nov 1920. He died in 9 Mrt 2005 in Krimpen Aan De Lek. He was buried in Krimpen Aan De Lek, Begraafplaats Molenweg.
Bron begraafplaats
Naam Boon, Willem Marcelis gb. 11-11-1920, ov. 9-3-2005, tr. M.Breedijk
Inhoud graf: NII 50/87o
Plaatsnaam Krimpen aan de Lek
Subcollectie begraafplaats Krimpen aan de Lek 1889-2006 |
|
|
3341 |
M |
ii |
|
Pieter BREEDIJK [scrapbook]-4238 was born on 14 Aug 1923 in Krimpen Aan Den IJssel. He died on 25 Sep 2008 in Capelle Aan Den IJssel. He was buried on 30 Sep 2008 in Capelle Aan Den IJssel.
Heeft deze Piet Breedijk een boek geschreven over de Capelse Polders on 1997?
Dat Capelle 'zelfs nog geen miezerig zijstraatje naar hem noemde' zat Piet Breedijk in 1997 dwars bij het schrijven van zijn boek over de Capelse polders.
Gepubliceerd op: 3 november 2015: INTERVIEW met P. BREEDIJK. Piet Breedijk heeft iets met de Capelse historie. Direct vanaf het begin van het gesprek noemt hij een veelheid aan historische gegevens. Veelal zaken die al ver voor zijn leven zijn gebeurd. Breedijk is boer geweest in Capelle op een boerderij langs de Capelseweg die tegenwoordig niet meer bestaat. Maar het voorhuis is, door de tegenwoordige eigenaar gerestaureerd, in zijn volle glorie te zien op de hoek van de Capelseweg en de 's Gravenweg. Breedijk kan schitterend vertellen over de geschiedenis van deze boerderij Veldzicht en de boerderij die er naast lag, Welgelegen. Veldzicht was naast boerenbedrijf van 35 ha. ook een heerlijkheid, een buitenplaats. Welgelegen had een woonhuis met twee theekoepels, een bos en een rozenkas. Het lag aan de hoofdwatergang van het waterschap. Mensen gingen per boot achteruit om te vissen en te vinken. Met vinken wordt hier bedoeld vogels vangen. Bij deze boerderijen worden ook de namen Van Capellen, grootgrondbezitters in Capelle en Kley, o.a. dijkgraaf van Schieland genoemd. Later is Welgelegen gekocht door een Van Vuren, die er een tuindersbedrijf begon. Net voor de tweede oorlog is het huis verbouwd om er twee tuinderwoningen van te maken. Breedijk zelf groeide op in de Krimpenerwaard en kocht de boerderij Veldzicht in 1949. Hij werkte op dat moment als landbouwvoorlichter. Het was de tijd van de schaalvergroting in de landbouw onder aanvoering van Mansholt. Breedijk hield op de boerderij alleen vee. Van de melk produceerde zijn vrouw zelf kaas. In die tijd produceerden de koeien hun melk nog vooral 's zomers. 's Wintersgaven de koeien weinig melk. In de Krimpenerwaard was er bij de fabrieken 's winters weinig belangstelling voor de melk, omdat de verwerking dan relatief duur was. In Capelle was dat anders. Daar kwamen de fabrieken 's winters de melk graag halen omdat ze dan schaars was. Om minder prijsafhankelijk te zijn produceerden de veeboeren zelf kaas. Die werd via de Coöperatieve Inkoopvereniging de Producent naar de markt in Gouda gebracht. Maar er werd ook veel kaas van huis uit direct aan klanten verkocht. Daar waren veel mensen bij uit de Krimpenerwaard met een agrarische achtergrond. Die waren van de boerderij naar de tuinders gaan werken om zondags vrij te hebben. Van daar gingen ze op de scheepswerven werken omdat ze dan ook zaterdags vrij waren. Maar die mensen waren gehecht aan hun eigen boerenkaas. Breedijk produceerde ook goornat. Het was een rest room van dewei(kaasvocht) nadat die van de kaas gescheiden was. De goornat werd door mensen met rijst tot pap gemaakt en gegeten. Kaasmaken is een nauwkeurig werk. Kaas ontstaat door de inwerking van melkzuurbacteriën. Die werden elke dag opnieuw in reincultuur zelf geproduceerd. Als je dat niet deed, ontwikkelden zich boterzuurbacteriën. Die veroorzaakten gasvorming, waardoor bolle kazen met gaten ontstonden. Die waren niet lekker. Volgens toenmalige geschriften werd de beste kaas aan de 's Gravenweg gemaakt. Dat luisterde nauw. De verwerking van de melk begon op een temperatuur van 28 graden. Er werd geroerd, gesneden en bezonken. Dan liep de temperatuur op naar 30 graden en werd er geroerd. Onder toevoeging van de bacteriën ging de temperatuur verder omhoog naar 32 graden. Als het procesfout ging moest je naar de buurman of het Zuivelconsulentschap in Gouda om een nieuwe bacteriekweek op te zetten. Die consulenten kwamen ook langs om met de boeren de receptuur te verbeteren en problemen op te lossen. De kaas werd gemaakt in het zomerhuis naast de boerderij. Daar was een welput voor water om mee te koelen en een fornuis om te verwarmen. De kazen waren ongeveer 10 pond zwaar. In het najaar werden ze wat zwaarder gemaakt om in te slaan voor de winterperiode. Die winterkaas was wit. Nu is de kaas geel omdat er in het gras/voer van de koeien meer carotine zit dan vroeger. Met de komst van ingekuild gras was het mogelijk om 's winters bij te voeren. Hierdoor gaven de koeien dan ook meer melk. Daardoor veranderden de fluctuaties in de melkprijzen. De boeren vormden eigen melkcoöperaties om de prijzen van de particuliere fabrikanten te kunnen beïnvloeden. Daar kwam de CMC uit voort, die nu onderdeel is van het zoveel grotere Campina. In 1960 begon de gemeente belangstelling te tonen voor het kopen van de grond. Er moesten immers duizenden woningen gebouwd worden. Er werd wel onderhandeld, maar er gold toen nog een prijsbeschikking landbouwgrond vanuit de oorlog. En er was een grond en pachtkamer die de overdrachten van grond controleerde. Door de prijsbeheersing was het ook moeilijk om een ander bedrijfte kopen. Breedijk is nog naar de Noordoostpolder geweest om te kijken. Er was een ballotage en hij werd gekeurd. Eigenlijk werd zijn vrouw meer beoordeeld. Het ging erom een soort superboer te worden. Breedijk is daarbij wel goedgekeurd. Maar de boeren op Voorne Putten moesten weg voor de aanleg vande havens en kregen voorrang. De gemeente Capelle wilde echter niet wachten en daarom zijn Breedijk en zijn vrouw in 1962 gestopt als boer. Er werd een grote boeldag aan huis gehouden waarbij de inventaris en de koeien werden verkocht.Er was belangstelling uit het hele land. Naast zijn veehouderschap heeft Breedijk in de ledenraad van de CMC gezeten.Zijn bekendheid dankte hij mee aan de tijd van de landbouwvoorlichting. Zo zat hij ook in het bestuur van de gecombineerde Capelse polder, waar de boeren veel problemen hadden. Door de onregelmatige vervening was er ongelijk land ontstaan. De hoger gelegen gedeelten gingen verturven en verdroogden. Er was te weinig organisch leven en de grond had kopergebrek. Er werd dan ook wel eensgezegd dat in dat gebied "Zes dagen regen nodig was en de zevende dag een donderbui". Naast al de activiteiten was Breedijk ook bestuurslid van deCoöperatieve Boerenleenbank. Eerst in Capelle en na de fusie in Rotterdam.
Van Wim van den Bremen
112 Hoogheemraadschap van Schieland (Semi-statisch Archief) 1954-1995
Inventaris Regeling van en hulpmiddelen voor de taakuitvoering
Persoonsdossiers van hoofdingelandplaatsvervangers, hoofdingelanden of hoogheemraden (gekozen bestuursleden), 1936-1997. 245 omslagen
646 Breedijk, P1965-1974
Vindplaats: Hoogheemraadschap van Schieland en de Krimpenerwaard
Pieter kocht in 1952 de boerderij "Veldzicht" van de erven Van Cappellen. De broer van zijn vrouw Gerrit Kortleve boerde voor hem op deze boerderij, hij had zijn vader Teunis Kortleve opgevolgd. Teunis was er in 1933 als pachter gekomen uit Oud-Alblas. Pieter wist het achterstallig onderhoud in korte tijd weg te werken en een modern boerenbedrijf met een hoog gekwalificeerde veestapel op te bouwen.
Ook maatschappelijk heeft Pieter zijn sporen verdiend. Van 1968-1974 was hij de laatste schout van de "Gecombineerde Polders". Van de Coöperatieve Raiffeissenbank was hij eerst bestuurslid en daarna een aantal jaren voorzitter.
De plannen voor de aanleg van de wijk Middelwatering betekenden het einde voor "Veldzicht" als boerenhoeve. Op 19 april 1961 was er een boeldag en werd de agrarische geschiedenis afgesloten. Achter het voorhuis werd in twee etappes een modern gebouw voor Handelsonderneming en Garagebedrijf Breedijk gerealiseerd. Uit liefhebberij voor paarden werd op de weide achter de boerderij een prachtige geoutilleerde manege "De Schenkelshoef" gebouwd.
De boer.
Pieter Breedijk vertelt uitgebreid hoe hij in 1949 in het huwelijksbootje stapte met zijn vroegere schoolvriendinnetje Nelly Kortleve, introk bij zijn schoonmoeder en haar bedrijf voortzette. In 1952 kon hij de boerderij zelfs
kopen en dat deed hij, na lang wikken en wegen. Zeer bitter was de pil die hij in 1961 moest slikken. De woningbouw verdreef hem met zijn vee en hij besloot
verder te gaan als garagehouder.
IN MEMORIAM PIETER BREEDIJK
Op donderdag 25 september jl. is Pieter Breedijk ons op 85-jarige leeftijd
ontvallen. De complicaties van een acute operatie kon hij niet meer te boven komen. Zijn heengaan betekent niet alleen een groot verlies voor hen die hem dierbaar waren, ook in onze vereniging laat hij een lege plaats achter. Na zijn arbeidzame leven werd hij geheel in beslag genomen door historisch onderzoek. 'Het verleden' was zijn grote hobby.
Wie met regelmaat bij hem over de vloer kwam kende de stapels stukken m.b.t. de genealogie van de familie die zijn bureau leken te overwoekeren en waaruit hij bijna alles letterlijk wist te citeren. Een groot deel was op professionele wijze door zijn dochter Marjolein uitgewerkt en gereed
gemaakt voor publicatie onder een wat groter publiek. Daar is het echter niet meer van gekomen. Middagenlang kon hij vertellen over zijn voorgeslacht en met name over datgene wat hij nog wilde onderzoeken. Daaruit bleek hoe fanatiek hij nog altijd bezig was, dit ondanks de beperkingen waarmee hij de laatste tijd te maken had. 'Er is nog genoeg te doen', zo sprak hij steevast als de eindigheid van het leven ter sprake kwam.
Pieter Breedijk werd in 1949 min of meer bij toeval Capellenaar. Het besluit van zijn aanstaande zwager Gerrit Kortleve zijn moeder en twee ongehuwde zusjes op 'Veldzigt' te verlaten en te emigreren naar Canada bracht hem ertoe zijn baan als landbouwvoorlichter bij het Rijkslandbouwconsulentschap (rayon Rotterdam) op te zeggen. Na zijn huwelijk met Nelly Kortleve, zijn jeugdliefde, trok hij in op de hoeve van z’n schoonmoeder, die zij met haar inmiddels overleden man in 1933 pachtte van de familie Van Cappellen.
Het verscheiden van de laatst overgebleven verpachtster in 1952 maakte Pieter
Breedijk verder in dat jaar zelfs eigenaar van deze oude buitenplaats. Het voorhuis verkocht hij aan zijn zwager Pieter Cente Wouter Jongebreur. De boeren-
woning zou hij tot 1961 zelf bewonen. De bouw van de wijk Middelwatering dwong hem toen zijn melkveebedrijf te beëindigen. De kwalitatief hoogstaande veestapel werd evenals de overige inboedel tijdens een drukbezocht boelhuis verkocht. Op de plaats van de oude opstallen startte hij een garagebedrijf annex handelsonderneming. Achter 'Garage Breedijk' stichtte hij aan de Kanaalweg vervolgens manege ‘Schenkelshoef’.
Naast zijn dagelijks werk bekleedde Pieter Breedijk binnen de Capelse gemeen-
schap diverse maatschappelijke functies. Zo was hij onder andere lid en voorzit-
ter van het bestuur van de Coöperatieve Raiffeisenbank Capelle aan den IJssel
en voorzitter van een schoolbestuur, dat vijf scholen onder haar hoede had. Tevens was hij de laatste polderschout van de Gecombineerde Polders te Capelle aan den IJssel. Een functie die hij van 1968 tot aan het opheffen van de polders per 1 juli 1974 heeft bekleed. Met de hier opgedane kennis en die van de boerenstand besloot hij in 1997 tot het schrijven van het boek: ‘De polders van Capelle aan den IJssel (1773-1993) met facetten uit het dagelijks leven’.
Onder leiding van Ger Mulder deed hij in de daaropvolgende jaren samen met
enkele andere HVC-vrijwilligers uitgebreid archiefonderzoek voor het boek
'Verdwenen Scheepshellingen'.
Na de expositie ‘Boerenbouw’ kwam in de herfst van 2004 op zijn initiatief een
groepje geïnteresseerden in het Capelse boerenleven bijeen om de mogelijkhe-
den af te tasten dit in een boekwerk vast te leggen. Uiteindelijk is hieruit vorig najaar 'Het boerenerfgoed van Capelle aan den IJssel' voortgekomen. Een standaardwerk waaraan hij een drietal bijdragen heeft geleverd. Naast zijn leven op ‘Veldzigt’ beschreef hij in het kort de geschiedenis van de Rabobank met de nadruk op hoe deze zich in Capelle ontwikkelde, en het proces van het maken van kaas.
Toen de boeken half oktober 2008 kant en klaar uit Hongarije bij uitgever Arie
van Wijngaarden arriveerden nam hij met trots een exemplaar in ontvangst. Hij
was onder de indruk van het resultaat en zei uit te zien naar de officiële presentatie in het Scoutcentrum begin november. Helaas verhinderde zijn gezondheidssituatie hem daarbij aanwezig te zijn. Ook het onlangs door de uitgever genomen besluit een tweede oplage van dit boek te bestellen heeft hem niet meer mogen bereiken.
De grote belangstelling tijdens de condoleance op maandagavond 29 september
jl. en de rouw- en dankdienst de volgende morgen in de Schenkelkerk toonden
aan dat met het overlijden van Pieter Breedijk de Capelse gemeenschap een hoeksteen heeft verloren. Een markant persoon is zelf tot geschiedenis geworden. Na de kerkdienst is hij in familiekring begraven. Dat hij nu, naast zijn geliefde vrouw Nelly, moge rusten in vrede.
Van Frans van Es,
namens het team 'Boerenerfgoed'.
TERUG NAAR DE BRON!
Het is een vaak voorkomende menselijke eigenschap dat met het vorderen
der jaren de belangstelling voor de geschiedenis van de eigen familie toeneemt. Tegen het einde van het arbeidzame leven stellen velen zich de vraag: Wat is mijn afkomst? Het gevolg is dat vandaag de dag ‘grijze hoofden’ de streek- en gemeentearchieven overbevolken. Verenigingen als de Nederlandse Genealogische Vereniging en Ons Voorgeslacht floreren als nooit tevoren. In de weekeinden worden populaire internetsites als Genlias zo frequent bezocht dat deze overbelast geraken. Dit alles om de zoektocht naar de eigen bron zo ver als mogelijk voort te zetten. Zo is het ook de onlangs overleden Pieter Breedijk vergaan.
Hij is opgegroeid in Krimpen aan de Lek, verhuisde later met zijn ouders naar
Krimpen aan den IJssel, om in 1949 door zijn huwelijk met Nelly Kortleve Capellenaar te worden.
Zijn grootvader van moeders zijde was Pieter van der Linde, veehouder, jaren-
lang raadslid en wethouder in Krimpen aan den Lek. Als oudste kleinzoon werd
hij naar hem vernoemd en naar eigen zeggen als zodanig door hem verwend. Het
waren met name oude familieverhalen die door hem werden verteld waardoor Pieter Breedijk al op jonge leeftijd geïnteresseerd raakte in het verleden. Het deed hem besluiten op zoek te gaan naar zijn voorouders.
Was het vertrekpunt Krimpen aan de Lek, tot zijn niet geringe verbazing beland-
de hij na vijf generaties weer in Capelle aan den IJssel. Nog 3 generaties verder terug strandde hij op Dirk Pieterszoon van der Linde (geboren 1750). Deze bewoonde een boerderij te Kralingseveer en wel in het gedeelte van Capelle aan den IJssel dat sedert 1941 door Rotterdam werd geannexeerd.
Deze Dirk Pieterszoon was veehouder en daarnaast ambachtsbewaarder van het ambacht 'Capelle aan den IJssel en het Slot'. In de laatste hoedanigheid doet deze samen met Willem Lans Azn. op 26 oktober 1787 verslag van de inkomsten en uitgaven van het ambacht over het voorbije jaar. Het geeft inzicht hoe een deel van de lagere overheid in die tijd was ingericht. Zijn zoon Pieter van der Linde trouwt in 1793 met Anna Mijneveld, zijn buurmeisje, die tot dat moment woont op de boerderij met huisnummer 1, onderaan de stoep van de IJsselmondselaan die destijds mogelijk Jan Mijneveldkade heette. Na hun huwelijk betrekken zij het oude buiten 'Weltevreden' aan de 's-Gravenweg (waar zich nu het pand op huisno. 215 bevindt). In de loop der jaren verzamelde Pieter Breedijk tijdens het onderzoek voor het in 1997 verschenen boekje 'De polders van Capelle aan den IJssel met facetten uit het dagelijks leven 1773-1993' en voor 'De geschiedenis van Veldzigt', die vorig jaar is gepubliceerd in 'Het boerenerfgoed van Capelle aan den IJssel', vele interessante familiegebeurtenissen. De hierna te plaatsen bijdrage 'De Ambagtsreeken van Capelle op d’IJssel' hebben wij samen enkele maanden geleden voor publicatie gereed gemaakt en van commentaar voorzien.
Van Frans van Es
HVC Nieuwsbrief winter 2008 pagina 73. |
|
|
|
|
|
|
Pieter married Neeltje Bastiaantje KORTLEVE "Nelly " [scrapbook]-4243, daughter of Teunis KORTLEVE-12173 and Adriana BOERS-31367, in 1949. Nelly was born on 18 Jan 1923 in Oud-Alblas. She died on 26 Jul 2003 in Capelle Aan Den IJssel.
De kaasmakerij door P. Breedijk
Van oudsher was het kaasmaken de taak van de boerin. De vrouw die deze bezigheid bij uitstek verstond, leverde een niet onbelangrijke bijdrage aan het gezinsinkomen.
De kaas kon op twee manieren worden bereid. Bij de eerste manier werd de melk eerst ontroomd. Na een dag werd deze magere melk verkaasd tot zogenaamde 40+ kaas. De bereidingswijze hiervan kwam de kwaliteit en de smakelijkheid niet ten goede. Om dat te ondervangen werden er veelal komijn of kruidnagels aan de kaas toegevoegd. Deze komijne- en nagelkaas werd voornamelijk geproduceerd in Delfland en in de omgeving van Leiden. Na voldoende rijping werd deze kaas door de boeren uit de wijde omgeving op de marktdag met paard en wagen aangevoerd naar de markt, meestal in Leiden, de belangrijkste marktplaats voor deze kaassoorten. Deze kaas werd dan ook aangeduid als Leidse kaas. Op de markt verdrongen de kaashandelaren elkaar rond de kaasbrikken. Ter vergroting van de herkenbaarheid voor hun potentiële afnemers hadden veel boeren de naam van hun hoeve of een korte spreuk of rijm op de achterzijde van hun wagen laten schilderen.
Hierover de volgende anekdote.
Boer Jan reed op een marktdag met paard en wagen met een partij kaas richting Leiden. Onderweg passeerde hij een plaatsgenoot die een lift vroeg. Geen probleem, maar voor wat hoort wat. Jan wist dat zijn passagier de dichtkunst eigen was en vroeg hem een korte spreuk of gedicht voor zijn wagen. Nu was van boer Jan bekend dat hij 's nachts zijn vee wel eens in buurmans weide het grazen, en zo kreeg hij bij aankomst in Leiden het volgende gedicht overhandigd.
Ik zal mij op deez' wagen wagen.
Die zal mij naar Leiden leiden.
Maar God zal hem met plagen plagen
die vee in anders weide weidde
Tot zover de Leidse kaas.
De tweede manier van kaasbereiden vond voornamelijk plaats rond Gouda, in de Krimpenerwaard en in de Alblasserwaard. Deze productiewijze, waarvoor verse, koewarme melk werd gebruikt, waaraan niets was onttrokken noch toegevoegd, leverde volvette of Goudse kaas op. Ook hier was de soort genoemd naar de belangrijkste marktplaats voor deze kaas. Behalve in Gouda werd deze kaassoort ook verhandeld in Bodegraven en Woerden en in Groot-Ammers, de kaasmarkt voor de Alblasserwaard.
De gang van zaken bij de tweede bereidingswijze was als volgt.
Als de boer met zijn personeel omstreeks zes uur in de morgen en aan het einde van de middag uit de wei kwam van het melken had de boerin het waterfornuis al brandend en het water heet. De melk die de boer meebracht, werd direct via een wattenfilter in een grote ronde tobbe gedaan. Deze wringtobbe, met een inhoud van 200 liter of meer, stond op een wringstoel en daardoor op werkhoogte. Eerst werd de melk op temperatuur gecontroleerd en zonodig op 28 °C gebracht door er kokend water aan toe te voegen. Vervolgens werd stremsel toegevoegd. Dit stremsel was bereid uit de lebmaag van pasgeboren kalveren. Het deed de eiwitten en de kaasstof van de melk stremmen, waardoor het vocht kon worden afgescheiden. Ditzelfde proces is ook waarneembaar bij zuigelingen als die wat van gedronken melk opbrengen.
Na een half uur was de melk gestremd. Men ging nu de massa voorzichtig snijden met een hekwerk, het roerhek, voorzien van 10 à 12 verticale messen. Na dit snijden, gedurende 10 à 15 minuten, werd de temperatuur met kokend water verhoogd tot 30 °C. Vervolgens werd de tobbe met een deksel afgedekt om warmteverlies tegen te gaan, waarna men de massa een kwartier lang liet bezinken. Daarna werd de massa gedurende 10 à 15 minuten geroerd met een roerhek met bolle spijlen (soms was dit hetzelfde roerhek als voor het snijden; in dat geval ging het om een roerhek met spijlen die aan de ene zijde scherp waren en aan de andere kant bol). De kaasstof trok zich daardoor samen tot een kruimelige substantie, de wrongel. De temperatuur werd nu opnieuw verhoogd, dit keer tot 32 °C en de tobbe weer afgedekt. Zo liet men de wrongel minstens 15 minuten bezinken.
Deze tijd van ruim een kwartier werd 's morgens door de meeste boerengezinnen gebruikt om te ontbijten en de kinderen naar school te helpen. 's Avonds bood het halve uur van het stremmen van de melk de gelegenheid de avondboterham te nuttigen (de warme maaltijd werd tussen de middag gebruikt). Na dit kwartier werd het vocht, de wei, afgeschept en in weikuipen gedaan, waarin het twee à drie dagen bleef staan. Gedurende die dagen werd de opkomende room er twee keer per dag afgeschept. Deze room werd verkocht als goornat, waarvan met rijst een geliefde pap werd bereid. De room die niet als goornat de deur uitging werd gekarnd tot weiboter. Het resterende vocht diende als veevoer voor kalveren en varkens.
De wrongel werd in een kaasdoek in kaasvaten gedaan. Deze kaasvaten waren teakhouten kuipjes met gaatjes in de zijkant om het nog overgebleven vocht af te laten vloeien. Daarna belandden de kuipjes voor een uur of acht op de kaaspers om het laatste vocht kwijt te raken. Daarvoor was het nodig de kaas met de kaasdoek regelmatig in de kaasvaten te keren. Tenslotte verdwenen de kazen naar de kaaskelder in een pekelbad.
Afhankelijk van de grootte van de kazen duurde dit pekelen twee tot vier dagen. Ook in deze periode moesten de kazen regelmatig worden gekeerd. Het pekelen was noodzakelijk voor de smakelijkheid van de kaas en voor de stevigheid van de korst.
De kaasbereiding luisterde zeer nauw en vroeg veel inzet van de boerin. Orde, zindelijkheid en stiptheid waren een eerste vereiste. Dit verkleinde de kans dat tijdens het rijpingsproces de boterzuurbacterie zich zou kunnen ontwikkelen. De boterzuurbacterie – zo genoemd naar de scherpe lucht van ranzige boter – was overal op de boerderij aanwezig. Deze bacterie ontwikkelde in de kaas een gas, het boterzuurgas, waardoor er grote luchtholten in de kaas ontstonden. Men sprak dan van 'bolle kazen'. Deze kazen waren door de schetpe onaangename lucht moeilijk verkoopbaar en dus weinig waard. De schrik van iedere producent. De melkzuurbacterie daarentegen gaf aan de kaas een aromatische, milde, zachtere smaak.
Belangrijk was dus ervoor te zorgen dat tijdens het rijpingsproces de juiste bacterie in de kaas aanwezig was. Kwamen beide bacteriesoorten erin voor, dan veroorzaakte dit in de kaas kleine luchtkamerljes met boterzuurgas. Men duidde dit aan met 'tik in de kaas'. De kaaskopers stelden dit vakkundig vast door de kazen te bekloppen. Deze kazen hielden het risico in dat ze alsnog bol zouden kunnen worden.
Na de Eerste Wereldoorlog stimuleerde de regering de landbouw door het landbouwonderwijs te verbeteren en in elke provincie een rijkslandbouwconsulentschap te vestigen. Onder leiding van een landbouwkundig ingenieur gaven deskundigen daar adviezen bij landbouwkundige problemen. Daarnaast kreeg Zuid-Holland ook nog een zuivelconsulentschap, dat werd gevestigd in Gouda, dus in het hart van de streek waar de volvette kaas werd geproduceerd. Het gelukte de wetenschap in de jaren dertig van de vorige eeuw een virulente melkzuurbacterie te ontwikkelen. Hiermee werd op de boerderij zuursel gemaakt door deze bacterie over te enten in volle melk. Na twee dagen was dit zuursel identiek aan het uitgangsmateriaal, hetgeen herkenbaar was aan de stroperigheid die de melk had gekregen. Men zei dan ‘het lang zit erin'. Door bij elke kaasbereiding, melkmaal, de bacterie over te enten – één eetlepel op één liter koewarme melk – was er na twee dagen steeds een nieuwe cultuur beschikbaar. Voor elke 100 liter te verkazen melk was één liter van dit zuursel nodig. Voor de kweek dienden meestal weckglazen als kweekplaats. Zij stonden op een rijtje bovenop de kaaspers en schoven ieder melkmaal een plaats op. Door direct bij het begin van de kaasbereiding een grote dosis melkzuurbacteriën in te brengen en daarna stipt de melk op de voor deze bacterie juiste temperatuur te brengen, was het risico van bolle kazen praktisch nihil. Wel moest men er op letten dat het zogenaamde lang in de cultuur aanwezig was, als waarborg dat zij goed was. Was dat niet het geval, geen nood, het zuivelconsulentschap in Gouda had in zijn laboratorium altijd voorraad van het entmateriaal en stelde daaruit gratis ter beschikking.
De op de juiste wijze bereide boerenkaas was gerechtigd het stempel 'volvet' te dragen, hetgeen in binnen- en buitenland als een kwaliteitsmerk gold. Deze stempels werden beheerd door het kaascontrolestation in Den Haag, een semi-overheidsinstelling met als taak de kwaliteit van de kaas te bewaken. Dit gaf handel en export de garantie dat de kaas was bereid uit volle melk waaraan niets was onttrokken of toegevoegd. De stempels waren voorzien van cijfers en letters waarmee altijd was na te gaan door wie en op welke dag de kaas was geproduceerd. Controleurs van het kaascontrolestation kwamen regelmatig de kaasboeken controleren en namen monsters van de kaas. Als de droge stof van de kaas dan geen 48% vet bevatte werden de stempels ingenomen. Zo misten die kazen het predikaat volvet, wat de verkoopbaarheid en de prijs duidelijk beïnvloedde.
Dit artikel is reeds eerder verschenen in verenigingsblad ‘De Binnenwaard’ maart 2007. |
|
|
3342 |
M |
iii |
|
Nicolaas BREEDIJK [scrapbook]-4239 was born on 20 Feb 1927 in Krimpen Aan De Lek. He died on 14 Aug 2016 in Spijk. He was buried on 19 Aug 2016 in Bijzondere begraafplaats In Spijk.
Voornaam : Nicolaas
Achternaam : BREEDIJK
Volledige naam : Nicolaas Breedijk
Datum overlijden : 2016-08-14
Plaats overlijden : Spijk (Gn)
Leeftijd overlijden : 89
Geboortedatum : 1927-02-20 |
|
|
|
|
|
|
Nicolaas married Dirkje BOS [scrapbook]-4244, daughter of Gerardus BOS-13953 and Dingena Klazina OS, VAN-13954, on 2 Dec 1953. Dirkje was born on 15 Jan 1931 in Lekkerkerk. She died on 16 Aug 2010 in Spijk. She was buried on 20 Aug 2010 in Bijzondere begraafplaats In Spijk. |
|
|
3343 |
M |
iv |
|
Jan Johannes BREEDIJK [scrapbook]-4240 was born in Jan 1935 in Krimpen Aan De Lek. He died on 3 Feb 2020. |
|
|
3344 |
F |
v |
Living-4241. |